De 3 opleidingen Tandheelkunde vergeleken

Evert Berkel
9 minuten
opleidingen
Amsterdam, Groningen, Nijmegen: de 3 steden waar je in Nederland tandheelkunde kunt studeren. In verschillende regio’s, maar - in ons kleine land - toch niet ver van elkaar. De drie opleidingen werken toenemend samen en wisselen steeds meer uit. Toch leggen ze duidelijk eigen accenten in de opleiding. Voor de student in spe valt er wel degelijk iets te kiezen.

De opleidingen Tandheelkunde zijn, net als de opleidingen Mondzorgkunde, gebonden aan een Raamplan. Daarin zijn de vereiste competenties van toekomstige tandartsen vastgelegd. Ook de verdeling in een bachelor- en een masterfase van elk drie jaar ligt vast. Hoe de opleidingen naar de bacheloreindtermen en de mastercompetenties toewerken, verschilt.

Verschil is er ook in omvang, wat bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de numerus fixus waaraan de opleidingen gebonden zijn. Die ligt in 2020/2021 op in totaal 243 plaatsen, waarvan 128 bij ACTA, 67 bij het RadboudUMC en 48 bij het UMC Groningen.

Een structureel verschil is dat de opleidingen in Groningen en Nijmegen deel uitmaken van de faculteit medische wetenschappen, terwijl Tandheelkunde in Amsterdam een zelfstandige faculteit is. Hieronder leggen drie vertegenwoordigers uit wat ze – met veel enthousiasme – delen en waarin ze – met even veel trots – verschillen.

UMC Groningen

Het Raamplan legt zeker veel vast voor de drie opleidingen, bevestigt Henri Lohr, chef de clinique bij Tandheelkunde in Groningen. In twee keer drie jaar werk je in principe naar dezelfde eindtermen toe. “Daarbij hebben de opleidingen de intentie uitgesproken de komende jaren meer samen op te trekken. Leren van elkaar, dingen overnemen. Elkaar informeren over je onderwijsprogramma.” Je per opleiding scherp profileren is volgens Lohr bovendien niet nodig: overal zijn ieder jaar veel meer aanmeldingen dan de numerus fixus toelaat.

Niettemin legt de Groningse opleiding eigen accenten: hier staat al jaren het conceptuele denken centraal, het ‘klinisch-wetenschappelijk-ethisch redeneren’. Lohr: “We leren studenten om, eigenlijk vanaf dag één, te denken vanuit de problematiek van de patiënt. In ons programma staat dan ook het geïntegreerd werken centraal. De studenten krijgen weinig in losse onderdelen aangereikt, ze leren heel vroeg de verschillende onderdelen en vakgebieden te combineren. Onze oud-studenten blijken vaak goed in staat om complexe problematiek integraal aan te pakken.”

Meer nog dan op behandelen ligt de nadruk op zorg leveren, begeleiden en regisseren. Vanaf 1995 werd dan ook het teamconcept al uitgerold in de Groningse opleiding: studenten Tandheelkunde werken samen met studenten Mondzorgkunde. Dat deden ze aanvankelijk ook met assistenten in opleiding, maar dit bleek organisatorisch moeilijk vol te houden.

Teamprogramma

In Groningen wordt vanaf bachelor-3 het klinisch werken aangeboden middels een programma dat voorbereidt op het Teamprogramma in de masterfase. Studenten zijn daarbij verantwoordelijk voor hun eigen patiënten, vertelt Lohr. “Dat betekent dat je de zorg voor jouw patiënten volledig organiseert, inclusief overleg. Wat je niet beheerst, besteed je uit. Elke masterstudent heeft zo’n 40 tot 50 patiënten onder zijn hoede. Ook het betrekken van de patiënt is onderdeel van het klinisch-redeneer-programma: intake, doorvragen, analyse, diagnose en het aanbieden van meerdere behandelalternatieven. Omdat patiënten betalen voor de behandeling, draagt ook het bespreken van de financiële aspecten van behandel- en onderzoeksopties bij aan de zorgvuldige nabootsing van de professionele zorg in de praktijk.”

Groningen prijst zich gelukkig met een voldoende aanbod van patiënten. Ook wortelkanaalbehandelingen worden tijdens de opleiding nog steeds door alle studenten uitgevoerd, al is het goed kunnen draaien van het programma een continu aandachtspunt.

Kiezen voor Groningen

In master-3 volgen studenten Individuele Profielprogramma’s (IP’s), soms georganiseerd in het buitenland, met een scala aan profielmogelijkheden richting specialisaties en differentiaties in de tandheelkunde. Een ‘plusje in je kennis’, waarvan volgens Lohr veel studenten gretig gebruik maken. Daarnaast kunnen studenten kiezen voor een algemene praktijkstage.

En waarom zou je verder voor Groningen kiezen? Lohr: “Laat ik dan allereerst het nieuwe curriculum noemen, waarmee we dit jaar starten in bachelor-1. Een heel mooi programma, gebaseerd op de nieuwste onderwijsinzichten. Sterk interactief, gericht op het volledig begrijpen van de verbanden tussen alle theoretische componenten. Met aandacht voor de werkdruk van de student: we roosteren één onderwijsvrije dag, ten behoeve van zelfstudie. De geweldige sfeer van de stad hoef ik hier niet aan te prijzen. De sfeer op de opleiding verdient wel een extra vermelding: we zijn relatief klein, de drempels zijn laag en docenten omschrijven de werksfeer steevast als “een warm bad.”

Tandheelkunde Rijksuniversiteit Groningen

Radboud UMC Nijmegen

Ook opleidingsdirecteur Wil van der Sanden roemt de samenwerking waarop de drie opleidingen sterker inzetten. Via het SamenwerkingsProgramma Opleidingen Tandheelkunde willen ze elkaars expertise beter gaan benutten. En hij noemt een concreet voorbeeld: “Als een vorm van uitwisseling met Groningen komt professor Anita Visser ons team twee dagen per week versterken. Zo kunnen we ons gerodontologie-onderwijs een nog breder fundament geven.” Het belang van die uitwisseling? Het werkveld van de tandheelkunde breidt zich steeds verder uit, terwijl dat niet geldt voor de schaalgrootte en financiële middelen van de opleidingen.

Maar wat maakt Nijmegen Nijmegen? “Voorheen liepen wij voorop in de toepassing van composieten. We waren de witte-vullingenpionier. Tegenwoordig leggen wij het accent op een minder technisch aspect: op de mens achter de patiënt, met veel aandacht voor de manier waarop je behandelingsbeslissingen opbouwt, in de lijn academisch klinisch redeneren. Daarnaast wordt al jarenlang de EPA-systematiek (entrusted professional activity) gebruikt voor de beoordeling van de behaalde competenties in de masterklinieken; ook hiermee lopen we voorop. Daarnaast staat Nijmegen bekend om het vroeg ontwikkelen van klinische vaardigheden. Vanaf bachelor-2 beginnen onze studenten met patiëntbehandelingen. Al onze studenten hebben in hun bachelor al een groot aantal directe restauraties gedaan en zelfs protheses gemaakt.”

Reële beroepssituatie

Het streven is om zo vroeg mogelijk de reële beroepssituatie na te bootsen. Dat komt ook tot uitdrukking in het samenwerken met studenten Mondzorgkunde. Die wordt vanuit de masterklinieken naar voren gehaald: “We willen dat samen optrekken van de twee mondzorgdisciplines ook al in de bachelorklinieken realiseren. Met de invoering van de nieuwe bacheloropleiding in september 2022 wordt het nog mooier, waarbij nog sterker wordt ingezet op het gebruik van zinvolle digitale technieken en EPA-beoordelingssystematiek in de bachelorpraktijk.”

Op 1 september van dit jaar vierde de Nijmeegse opleiding haar 60-jarig bestaan. Gedurende die jaren is volgens Van der Sanden een bijzondere – en deels zeer trouwe – patiëntenpopulatie opgebouwd: “Dit horen we vaak van oud-studenten als ze terugkijken op hun opleiding. We hebben nooit te weinig patiënten voor het klinisch onderwijs. En ook hier zorgt de samenwerking met Mondzorgkunde voor een plus.”

De Academische Kliniek Mondzorg Arnhem is een gezamenlijk initiatief van de opleiding Tandheelkunde en de opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Een groot patiëntaanbod uit Arnhemse wijken geeft studenten hier veel ruimte – de kliniek telt een kleine 30 units – om hun klinische vaardigheden verder te ontwikkelen.

Royale praktijkstage

Om de drempel met de beroepspraktijk verder te slechten, kent Nijmegen al vanaf 2013 een verplichte royale praktijkstage in het derde master-jaar: 12 tot 15 weken werken studenten een dag per week in een stagepraktijk. De praktijkhouder is altijd aanwezig voor begeleiding en feedback. “Studenten zijn erg enthousiast, al voelen ze zich soms wat geremd in wat ze mogen,” vertelt Van der Sanden. “Er loopt op dit moment een master-3-onderzoek naar de stage-ervaringen van studenten én van praktijken. 98 procent van de praktijken is al jarenlang erg tevreden. Maar wij willen graag bruikbare feedback welke extra scholing we onze studenten kunnen geven om ze nog beter inzetbaar te maken.”

Ook Nijmegen kent al jarenlang profielonderwijs in master 2 en 3, voor extra verdieping bovenop het masterprogramma. Hier valt de sterke voorkeur voor de klinische ‘doe-richtingen’ op: endodontologie, parodontologie en implantologie, chirurgie en complex kroon- en brugwerk. In ’20-’21 lag de man-vrouwverhouding onder studenten op 50-50. Een uitzondering op de inmiddels normale 25-75 verhouding, die volgens Van der Sanden mogelijk voor een deel verklaarbaar is uit een andere vorm van decentrale selectie. De criteria daarvoor kunnen zeker een reden zijn om voor Nijmegen te kiezen, denkt hij: “Daarnaast ons klinische karakter. Maar ook de geografische ligging speelt mee, we trekken veel studenten uit Brabant en Limburg. Bovendien maakt onze kleinschaligheid het mogelijk iedereen in het vizier te houden: we bekijken wat iedere student specifiek nodig heeft en bieden daarnaast veel ruimte voor individuele initiatieven.”

Tandheelkunde Radbouduniversiteit Nijmegen

ACTA - Amsterdam

Etienne Verheijck is nu twee jaar directeur onderwijs bij ACTA. Hij kijkt soms terug, maar nog liever vooruit als het gaat om de verdere uitbouw van de kwaliteiten van ACTA. Daarbij wordt dankbaar gebruikgemaakt van bijvoorbeeld onderwijskundige inzichten van de zusteropleidingen.

Zoals gezegd: ACTA is een zelfstandige faculteit met een eigen decaan, bedrijfsvoering en verdeling van gelden. Dat heeft gezorgd voor een sterk accent op wetenschappelijk onderzoek, binnen alle deelgebieden van de tandheelkunde. “Al onze docenten hebben een sterke link met onderzoek”, aldus Verheijck. “ACTA behoort mondiaal tot de top 5. Daar zijn we trots op natuurlijk. Voor studenten betekent het vooral dat ons onderwijs sterk research- en evidence-based is. En het werkt door in het hele onderwijs: aan de bachelorthesis stellen we al stevige eisen.”

Die alignment in het hele onderwijsprogramma vormt een speerpunt. Doorlopend tot en met de postinitiële masters die ACTA onder haar dak heeft: de meerjarige opleidingen in de specialisaties en verschillende differentiaties. Binnen het ‘Oral Health Science Program’ wordt gestimuleerd om vanuit deze vervolgopleidingen inhoudelijke lijnen ‘terug’ te leggen naar de master. Maar ook fysiek worden de verbindingen versterkt. De stafklinieken van de differentiatieopleidingen leveren sinds dit jaar consulenten op zaal, zodat ook complexere behandelingen onder toezicht door studenten in hun eigen kliniek kunnen worden gedaan en tandartsdocenten op zaal zich via het teach-the-teacherprincipe volgens de meest recente inzichten kunnen ontwikkelen.

Aansluiting bij het werkveld

Als Verheijck al terugkijkt, was ACTA in het verleden wellicht wat naar binnen gekeerd. Daarin hebben de afgelopen twee jaar een kentering gebracht. “De aansluiting bij het werkveld vinden we van enorm belang. We hebben daarom een enorme versnelling gegeven aan het realiseren van externe stages. Twee jaar geleden gingen 20 van de 140 studenten op stage – dit jaar iedereen!” Daarvoor werd niet alleen bij vooral ketenpraktijken in de buitengebieden rond Amsterdam geworven, maar ook in Rotterdam en omgeving (via het Erasmus UMC) en zelfs in Zeeland.

Ook de groeiende samenwerking met mondzorgkundigen heeft een zeer praktische vertaling gekregen. Sinds 2020 huist de opleiding Mondzorgkunde in bij ACTA. Verheijck: “We delen dezelfde zalen, docenten delen inzichten en ervaringen en studenten werken in een klinische setting samen. Super dat we dat bereikt hebben!”

Om het gat tussen opleiding en werkveld verder te dichten, hebben de meeste studenten afgelopen jaar ook stagegelopen/meegekeken bij tandprothetici. Volgens Verheijck geven zowel het werkveld als de studenten terug hoe waardevol ze die verkenning van de diversiteit van tandheelkundige werkgebieden vinden: studenten waarderen de externe stages met een 4.6 op een 5-punts schaal.

Competentiegericht onderwijs

Zoals ook in Groningen en Nijmegen aan de curricula wordt gesleuteld, zo werkt ook ACTA aan onderwijskundige vernieuwingen. “Van Nijmegen hebben we het afgelopen jaar het competentiegerichte onderwijs overgenomen,” aldus Verheijck. “We werken toe naar zogeheten entrustable professional activities. Dat heeft onder meer gevolgen voor de toetsing. Eenmalige cijferbeoordelingen vervangen we door meer continu volgen, feedback geven en beoordelen. Die monitoring levert ook enorme transparantie op waar iedere student precies staat. Konden er voorheen misschien soms flinke verschillen bestaan in praktische ervaring tussen studenten, dat bestaat bij ons niet meer.”

ACTA profileert zich toenemend in het combineren van degelijke wetenschappelijke scholing en sterke aansluiting bij de praktijk. Verheijck heeft nog vele voorbeelden voorhanden. Over de aantallen endo’s die studenten inmiddels op stage verrichten. Over de nieuwe lichting intra-orale scanners en de dental trainers waarop ook endo’s kunnen worden geoefend. En over de samenwerking met het UMC Amsterdam en met TNO, dat apparatuur ontwikkelt waarmee zowel mka-chirurgen werken als waarop studenten extracties oefenen.

Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam

Ter afsluiting

Een goed opgeleide tandarts word je, wáár je ook gaat studeren in ons land. Daarover zijn de drie opleidingen het volmondig eens. Mét de toelichting dat je om een goede tandarts te zijn en te blijven, je je leven lang blijft leren.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de NT/Dentz