Kenmerken van kwetsbare ouderen

Het begrip ‘kwetsbaarheid’ of ‘frailty’ wordt met name in Nederland veelvuldig gebruikt binnen de ouderenzorg als aanduiding van een combinatie van problemen in het functioneren. Uit onderzoek komt naar voren dat kwetsbaarheid ook van belang is bij de bepaling van de aard en hoeveelheid zorg die een patiënt nodig heeft en bij het inschatten van risico’s.

Definitie van kwetsbaarheid

Kwetsbaarheid wordt wel gedefinieerd als een proces van opeenstapeling van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten als functiebeperkingen, opname in een zorginstelling en overlijden. Maar over de precieze definitie is geen overeenstemming. Dit geldt ook voor de wijze waarop de mate van kwetsbaarheid kan worden bepaald. In veel definities ligt de nadruk op lichamelijke problemen rondom het dagelijks functioneren. Andere definities zijn breder en omvatten nadrukkelijk ook het psychosociale domein.

Inmiddels wordt wel erkend dat zowel lichamelijke, somatische, psychische als sociale factoren van belang zijn bij de bepaling van kwetsbaarheid en dat kwetsbaarheid het verlies aan mogelijkheden op elk van deze domeinen omvat. Ook als mondzorgverlener krijgt u hiermee te maken bij uw zorg aan oudere patiënten.

Kenmerken van kwetsbaarheid

Zoals gezegd, bestaat er nog geen overeenstemming over hoe kwetsbaarheid precies gedefinieerd en gemeten moet worden. Voor het meten ervan zijn wel verschillende instrumenten ontwikkeld. In Nederland worden onder meer de Groninger Frailty Indicator (GFI) en de Tilburg Frailty Indicator (TFI) gebruikt. In beide wordt gekeken naar vier domeinen. 

  • Het lichamelijke domein:
    hier gaat het om het al of niet zelfstandig kunnen uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), zoals lopen, aan- en uitkleden, naar het toilet gaan. Maar ook om lichamelijke fitheid, gezichtsvermogen, gehoor, gewicht(verlies) en medicijngebruik (comorbiditeit).
  • Het cognitieve domein:
    hier gaat met om het al of niet hebben van geheugenstoornissen, door allerlei oorzaken.
  • Het psychische domein:
    dit betreft het al of geen last hebben van gevoelens van somberheid en nervositeit.
  • Het sociale domein:
    om dit te meten, wordt de patiënt gevraagd naar het al of niet hebben van een sociaal netwerk, aandacht en hulp van anderen. 

Een breder begrip van gezondheid

In de literatuur wordt overigens nog een vijfde domein onderscheiden, namelijk dat van de zingeving. 

Als mensen ouder en zorgbehoevend worden, komen existentiële vragen op. Wie ben ik nog, wat beteken ik nog voor anderen, wat geeft nog vreugde in mijn leven, hoe verzoen ik mij met het naderende levenseinde? Het vermogen om met fysieke, emotionele en sociale problemen om te gaan en zoveel mogelijk de eigen regie te blijven voeren, kan van invloed zijn op de keuzen die ouderen maken wat betreft de zorg en eventuele behandelmogelijkheden. Iemand die nog zo lang mogelijk alles uit het leven wil halen, kan daar anders in staan dan iemand die zich heeft neergelegd bij geleidelijke achteruitgang en geen eisen meer stelt. In dit verband wordt wel gesproken van ‘positieve gezondheid’, een concept van Machteld Huber.

Dit is een wat ruimere opvatting van gezondheid dan louter de af- of aanwezigheid van ziekte. Gezondheid wordt daarin opgevat als het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren.

De zes dimensies van gezondheidswelzijn van Huber

Huber onderscheidt hiervoor zes dimensies voor het meten van ‘gezondheidswelzijn’. Deze komen overigens deels overeen met de al genoemde domeinen van de Frailty Indicators.

  1. Lichaamsfuncties: medische feiten, medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn, energie
  2. Mentale functies en beleving: cognitief functioneren, emotionele toestand, eigenwaarde/zelfrespect, gevoel controle te hebben, zelfmanagement en eigen regie, veerkracht
  3. Spirituele/existentiële dimensie: zingeving/meaningfulness, doelen/idealen nastreven, toekomstperspectief, acceptatie
  4. Kwaliteit van leven: welbevinden, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je vel zitten, levenslust, balans
  5. Sociaal maatschappelijke participatie: sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle relaties, sociale contacten, geaccepteerd worden, maatschappelijke betrokkenheid, betekenisvol werk
  6. Dagelijks functioneren: basis Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), instrumentele ADL, werkvermogen, health literacy.
Positieve gezondheid

Grotere versie afbeelding positieve gezondheid (jpg)

Deze informatie is onderdeel van de praktijkwijzer Zorg aan kwetsbare ouderen in de mondzorgpraktijk