2030: de visie van de NVvO

Evert Berkel
5 minuten
Sjoerd Henneman
Hoe ziet de mondzorg eruit in 2030? In een serie interviews laat het NT de wetenschappelijke verenigingen hierover aan het woord. In deze laatste aflevering is het woord aan Sjoerd Henneman van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO). Hij zou in de toekomst graag de orthodontische diagnose gesteld door de orthodontist vergoed zien vanuit de basisverzekering.

1. Alle patiënten die orthodontie nodig hebben, worden over tien jaar gezien door de orthodontist.

“Als iedere patiënt zowel de diagnose als de behandeling krijgt aangeboden door de orthodontist, dan krijgt hij de meest optimale behandeling door degene met de hoogste opleiding. Maar dan moeten er wel voldoende orthodontisten zijn en er dus opleidingsplaatsen bij komen. Of daar vanuit de overheid voldoende middelen voor komen, is natuurlijk de vraag. Daarom moet op dit moment de insteek zijn dat de orthodontist de diagnose doet en samen met de tandarts voor orthodontie afstemt welke patiënt door wie wordt behandeld.”

2. In 2030 weet elke Nederlander het verschil tussen een orthodontist en een tandarts voor orthodontie.

“Patiënten hebben vaak niet helder wat onze rol is binnen de mondzorg en wat ons specialisme inhoudt, hebben we gemerkt. Dat willen we verbeteren door het publiek de komende jaren te informeren over waar de orthodontist voor staat en wat hem of haar onderscheidend maakt binnen de mondzorg. Zo kan de patiënt zelf afwegen door wie hij een orthodontische behandeling wil laten uitvoeren. Het onderscheid met een tandarts voor orthodontie is dat een orthodontist na de zesjarige studie tandheelkunde een vierjarige fulltime specialisatie heeft gedaan in de orthodontie. Zo is er een wetenschappelijke en verdiepende basis gelegd in de orthodontie. Dit maakt een enorm verschil voor de diagnostiek en behandelplanning, waardoor een orthodontist als geen ander weet wat de juiste therapie is in iedere situatie. We hebben dit jaar de visienota ‘Orthodontist 2025’ opgesteld waarin we stellen dat het voor het publiek duidelijker moet worden wat een orthodontist doet. Een werkgroep gaat bekijken hoe we dit het best kunnen aanpakken.”  

3. De opleidingen tot orthodontist hebben over tien jaar een stevige positie binnen de universitaire opleidingen tandheelkunde.

“De drie opleidingen tot orthodontist in Nederland kunnen meer staf gebruiken. Vanuit het veld is er wel animo om op de opleiding te werken, maar daarvoor moet de band tussen de periferie en de opleidingen wel versterkt worden. Als wetenschappelijke vereniging voelt de NVvO zich verantwoordelijk om deze uitdaging aan te pakken. Momenteel bekijken we met de opleiders en de orthodontisten in het veld hoe we dit kunnen verbeteren. Dit zou je onder meer kunnen bereiken door de opleidingen meer bij ons voor- en najaarscongres te betrekken. Verder hebben we als speerpunt de leerstoel orthodontie op alle drie opleidingen ingevuld te krijgen. Momenteel heeft alleen Groningen een hoogleraar orthodontie. Het hebben van een hoogleraar versterkt de positie van de opleiding binnen de universiteit en geeft ook nationaal en internationaal een uitstraling.”

4. Over tien jaar wordt orthodontische zorg deels vergoed vanuit de basisverzekering.

“Wij denken dat het de patiënt ten goede zou komen wanneer in ieder geval de orthodontische diagnose door een orthodontist vergoed zou worden vanuit de basisverzekering. Dit hoort bij goede mondzorg en zou de toegang tot de orthodontische zorg verbeteren. Een patiënt of diens ouders hoeven hier dan niet om financiële redenen vanaf te zien en weten zo in ieder geval wat er aan het gebit mankeert. Ze kunnen dan zelf afwegen of een behandeling gewenst is. Momenteel worden alleen om uitzonderlijke redenen orthodontische behandelingen vanuit de basisverzekering vergoed. We merken dat de afwijkingen steeds extremer moeten zijn om voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen. Als orthodontist krijg je vaker nee te horen als je een machtiging bij de zorgverzekeraar aanvraagt. Er is door ons een nieuwe indicatieve lijst van afwijkingen naar zorgzwaarte opgesteld met behandelingen die wel of niet moeten worden vergoed. Deze ligt nu bij de verzekeraars. In hoeverre verzekeraars daarin meegaan, weet ik niet.”

5. In 2030 weet iedere tandarts precies wanneer hij een patiënt naar een orthodontist moet verwijzen.

“Een goede samenwerking en communicatie tussen tandarts en orthodontist is van belang voor iedere patiënt. Hiervoor hebben we een afwegingskader ontwikkeld, dat helder maakt wanneer verwezen kan worden. Dit kader is gebaseerd op IOTN-index, een eenvoudig hulpmiddel om bij een patiënt te bepalen hoe ernstig de afwijking is. Als beroepsgroep moeten wij in contact treden met onze verwijzers om zo meer helderheid te verschaffen over dit afwegingskader. Dit zou regionaal kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld door op bijeenkomsten van tandartsen van een studieclub of kring een presentatie te geven om een en ander te verduidelijken.”

6. In 2030 is het vanzelfsprekend dat orthodontisten en tandartsen voor orthodontie intensief samenwerken.

“Het moet vanzelfsprekend zijn dat een orthodontist samenwerkt met verschillende takken in de mondzorg, waaronder bijvoorbeeld ook de implantoloog en restauratief tandarts die vervolgbehandelingen doen. Dat betekent dat intensieve afstemming noodzakelijk is. Je moet van elkaar weten wat je van elkaar kunt verwachten en hoe je de behandelingen op elkaar afstemt. De orthodontist kan een belangrijke rol spelen bij het aansturen van complexe behandelingen waar meerdere disciplines bij betrokken zijn. De samenwerking met de tandarts voor orthodontie hoort er een te zijn waarbij deze weet waar zijn grenzen liggen voor het optimaal kunnen behandelen van orthodontische afwijkingen. De orthodontist kan de tandarts voor orthodontie advies geven of een afwijking geen valkuilen kent, die deze over het hoofd ziet. Orthodontie wordt soms in cursussen aan tandartsen gepresenteerd als eenvoudig, maar het kan ook complex en veelzijdig zijn. Het gevaar is dat men aspecten over het hoofd ziet, die wij als vierjarig opgeleide orthodontist wel meewegen. In cursussen orthodontie voor tandartsen moet genoeg aandacht zijn voor de grenzen aan een behandeling en aandacht voor wat er doorgestuurd moet worden aan de orthodontist.”

7. Over tien jaar vormen de NVvO en de Vereniging Tandartsen voor Orthodontie (VTvO) samen één vereniging voor orthodontie.

“De gemeenschappelijke noemer binnen de NVvO is dat alle leden zich in de orthodontie hebben gespecialiseerd door wetenschappelijke verdieping, wat ze bijhouden middels bij- en nascholing. De NVvO organiseert twee keer per jaar een wetenschappelijk congres waarin wordt voortgeborduurd op deze specialistische basis. De opleidingsachtergrond tussen orthodontisten en tandartsen voor or-thodontie is naar onze mening zo wezenlijk anders dat het samenvoegen van beide verenigingen onwenselijk is. Maar er zijn wel platforms waarop beide groepen elkaar kunnen treffen en informatie en kennis kunnen uitwisselen. Een voorbeeld hiervan is de Nederlandse Vereniging voor Orthodontische Studie (NVOS).”

8. Nederland vervult in 2030 internationaal gezien een vooraanstaande rol op het gebied van de orthodontie.

“Nederland is naar mijn idee in de orthodontische wereldwijd altijd een van de koplopers geweest. We hebben een historie van internationaal zeer gerenommeerde hoogleraren, onder wie Kuijpers-Jagtman, Van der Linden en Booij. Ons land heeft bijgedragen aan een grote hoeveelheid wetenschappelijk werk in ons vakgebied. Samen met de opleidingen en de periferie moeten we er hard aan werken om deze koppositie te blijven behouden.”

Dit artikel verscheen eerder in NT 12/2020.

Lees ook de speciale online NT-uitgave met álle interviews uit de serie 'De mondzorg in 2030'